donderdag 18 september 2008

Toespraak: Symposium Geestelijke Gezondheidszorg en de buurt

Dames en heren,

Voordat ik van start ga met mijn verhaal, wil ik de GGz Nijmegen van harte feliciteren met het 25-jarig bestaan.

Het is een understatement om te zeggen dat er in die relatief korte periode sprake is geweest van grote veranderingen in het denken over de geestelijke gezondheidszorg, in de aanpak van de problematiek en in de publieke opinie over dit onderwerp. Maar GGz Nijmegen heeft in die woelige tijden het hoofd boven water gehouden en heeft de uitdagingen actief opgepakt.

Ik wil de GGz dan ook complimenteren met dit symposium, en in het bijzonder het onderwerp van het symposium. Want achter de neutraal klinkende titel “Geestelijke gezondheidszorg en de buurt” gaat een wereld van lastige maatschappelijke vraagstukken schuil.



Nog niet zo heel lang geleden stopten we in Nederland mensen met psychiatrische problemen weg in tehuizen midden in de bossen. Daar kregen ze goede verzorging en begeleiding. “Een warm bad van zorg” is zelfs de term die in de aankondiging van dit symposium staat. En de “gezonde” burgers in de samenleving werden niet dagelijks geconfronteerd met hun medemensen met een vlekje. Ze waren letterlijk aan het zicht onttrokken.

In de jaren 80 kwam er een ommekeer in het denken over deze doelgroep. Nijmegen liep destijds voorop in die veranderingsdrang. Er was grote tolerantie voor mensen met afwijkend gedrag. Want iedereen telde mee, iedereen hoorde er bij, en voor iedereen moest er een plaats zijn midden in de samenleving. Ook voor mensen die voorheen minder welkom waren in het publieke domein. Geen grote zorgvoorzieningen meer in de bossen, maar allerhande kleinschalige, ‘ambulante’ voorzieningen zoals het Riagg en de crisisdienst schoten als paddenstoelen uit de grond.

Een goede en menselijke benadering, maar wel een ontwikkeling die veel heeft gevraagd van de GGz en van de samenleving in het algemeen.

Want het betekent nog al wat om mensen met psychiatrische klachten in het middelpunt van de maatschappij te plaatsen. Het vraagt goede en permanente aandacht en begeleiding van de hulpverleners. Het vraagt om samenwerking tussen overheden, politie, woningcorporaties en hulpverleners. En het vraagt om begrip, tolerantie en medewerking van iedereen in de omgeving.

Want mensen met psychiatrische problemen terugbrengen in de maatschappij zorgt natuurlijk niet alleen voor een hallelujagevoel. Het heeft ook een keerzijde. Want de bij de psychiatrie behorende problematiek wordt daardoor opeens zichtbaar. In het stadscentrum, maar ook in de woonbuurten. 24-uurs opvang voor verslaafde daklozen, begeleid wonen voor psychiatrische patiënten, een sociaal pension, eenzame en vervuilde bejaarden etc. En als we er niet persoonlijk mee worden geconfronteerd, dan is er altijd nog reality-tv zoals “De Puinruimers” waarin hulpverleners zwaarvervuilde mensen weer een beetje op het schone pad proberen te helpen.

In toenemende mate zie je ook het nimby-effect optreden. “Natuurlijk, iedereen heeft recht op zijn plaatsje in de in de samenleving, maar not in my backyard!”. We moeten er natuurlijk vooral geen last van hebben....

Waar in de jaren 80 de tolerantie grenzeloos was, lijkt nu ieder incident met een probleemburger te leiden tot openbaar maatschappelijk debat. En dat is niet onbegrijpelijk. Onze samenleving is wezenlijk veranderd sinds de jaren 70. Het leven is veel sneller geworden. De samenleving is een smeltkroes van uiteenlopende culturen geworden, met de daarbij behorende conflicten en ontsporingen. De mensen zijn veel individualistischer dan voorheen. Kortom, onze wereld is steeds ingewikkelder geworden. Ik heb geen concrete cijfers, maar het lijkt wel of er steeds meer mensen zijn met psychiatrische problemen. En ook steeds vaker op jonge leeftijd al.

Kortom, het blijft zoeken naar een goede balans. Een evenwicht tussen vrijheden en mogelijkheden voor psychiatrische patiënten, en een goede leefbaarheid en veiligheid in de samenleving. En daarbij lopen we tegen allerlei grenzen en beperkingen aan.

Want waar liggen de grenzen eigenlijk?

Bij iedere TBS-er die niet terugkeert van verlof, klinkt de steeds sterker wordende roep om inperking van de verworven vrijheden in het systeem. Daarbij wordt, in het heetst van de discussie, voorbijgegaan aan al die TBS-ers die wél gewoon terugkeren van verlof en die uiteindelijk ook met succes hun plekje in de samenleving weer veroveren.

Ik kan me nog de commotie herinneren, enkele jaren geleden, over het “scorebord” bij de Pompestichting waarop - overigens volledig willekeurige - cijfers stonden over de aantallen patiënten binnen en buiten de inrichting. Een dappere poging van de Pompestichting om aandacht te vragen voor al die patiënten die wél met succes hun verblijf in de kliniek afronden. Maar die nuance is meteen verdwenen als één oud-tbs-er weer in de fout gaat.

Een ander, recent voorbeeld. De commotie die ontstond na de terugkeer van een veroordeelde pedofiel in de Utrechtse wijk Overvecht. De man ging na het uitzitten van zijn straf terug naar de flat waar ook zijn vijfjarige slachtoffertje woont. Ouders van het kind vroegen de gemeente om hulp, maar de gemeente had geen wettelijke middelen om de man te laten verhuizen. Mijn collega Wolfsen van Utrecht zocht de publiciteit op en liet weten dat hij dit onaanvaardbaar vindt. Ik geef hem daarin groot gelijk. Natuurlijk, de dader heeft zijn straf uitgezeten, maar het is toch begrijpelijk dat terugkeer in de directe buurt van het slachtoffertje voor onnodig leed en onrust zou zorgen. Gelukkig heeft de rechter inmiddels besloten dat de dader uit het flatgebouw moet verhuizen.

Ik vind het logisch dat dit soort casussen in de samenleving leidt tot onrust en heftige reacties. Bij het zoeken naar oplossingen moeten die emoties evengoed worden meegewogen als ratio en recht.

Als hulpverleners heeft u dagelijks te maken met dit soort dilemma’s. Maar dat geldt ook voor mij, als burgemeester. Zo heb ik een belangrijke rol bij het gedwongen opnemen van mensen die een gevaar voor zichzelf of voor anderen vormen. Regelmatig, ik denk zo’n keer of vier per week, word ik gebeld door de crisisdienst met het verzoek of ik voor een bepaald persoon een inbewaringstelling wil tekenen. Ik heb daar grote moeite mee. Natuurlijk is vrijheidsberoving, want daar heb je het eigenlijk over, een enorme aantasting van iemands rechten en moet de beslissing daartoe door het bevoegd gezag worden genomen. Maar ik ben, als burgemeester, natuurlijk niet uitgerust met de vaardigheden en de kennis om een dergelijke afweging te maken. Maar ik móet het wel doen, op grond van de wet. Ik neem die verantwoordelijkheid zeer serieus en ga ook altijd in discussie met de dienstdoende psychiater. Maar uiteindelijk voel ik mij toch een beetje een automatische stempelmachine. En hoe serieus neemt men een eventuele weigering van mijn kant? Ik weet van één geval waarin een weigering van een burgemeester is genegeerd, en de crisisdienst de betrokken persoon toch gedwongen heeft opgenomen.

Ik ben in ieder geval van plan om dit onderwerp ook onder de aandacht van de landelijke politiek te brengen.

Maar terug naar het congres van vandaag. U hebt vandaag de uitdagende taak op u genomen om te debatteren over deze ingewikkelde problematiek. Waar vinden we een evenwicht tussen de menselijke maat voor onze medemens, en voldoende leefbaarheid en veiligheid in onze eigen omgeving? Zijn we met zijn allen te ver gegaan in de vermaatschappelijking van de zorg? Moeten we weer terug, of deels weer terug, naar het isoleren van de grootste probleemgevallen?

Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van uw discussie vandaag en wens u veel succes en wijsheid.

Ik dank u voor uw aandacht.